Over Frank
Frank Vreugdenhil deed het op zijn eigen manier en won twee keer de Alternatieve Elfstedentocht: ‘het was vanaf het begin mijn doel’
Het was al een flink eind in de finale van het NK op kunstijs toen Frank Vreugdenhil genadeloos hard wegreed uit de kopgroep. Wegreed en ook lang wegbleef, ronde na ronde en Jorrit Bergsma dwong tot een inhaalrace die zijn Olympische tien tot een fluitje van een cent degradeerde. Het zou het moment moeten zijn dat een rijder de handdoek in de ring zou moeten gooien. Maar niet Frank, die op zijn vijfde, zesde en welja, zijn zevende adem gewoon nog meesprintte om de overwinning. Door het zuur heen, vechtend tegen de benen die hem vertelden, die hem toeschreeuwden, dat ze allang niet meer wilden. Maar die hem dwars door al die pijn heen toch dat podium brachten. Het was een tekenend beeld van een man die zijn verantwoordelijkheid nam. Altijd. Soms ver voorbij wat van hem werd verwacht. En zijn ploegmaats, die wisten dat en konden op hem rekenen, soms ver voorbij wat van hem verwacht werd.
Schaatsen en werken
Toen de jonge Frank op de slootjes naast de kassen van de kwekerij van zijn ouders de eerste meters schaatste, kon hij onmogelijk weten dat hij een dikke twintig jaar later een van de meest gelauwerde marathonschaatsers van Nederland zou worden. Hij ging schaatsen omdat het zo hoorde. Want schaatsen, dat hoorde je te kunnen in het Westland. “Je ging gewoon schaatsen, dat was geen vraag. Op De Uithof, bij de club”, zegt hij beslist. Schaatsen en werken. Want dat ijs, dat is prachtig, maar werken was minstens zo belangrijk. “Van jongs af aan is het met de paplepel ingegoten dat je mee hielp. En dat vonden we ook hartstikke leuk. Soms wou je liever buiten spelen, maar dan moest het werk effe af dan kon je daarna buiten spelen. Maar we waren altijd enthousiast en vonden het leuk om mee te werken. Dan groei je er ook zo in. Dat begon al in De Lier, in het Westland, toen we een rozenkwekerij hadden. Onder glas. Dan zat je altijd op de tuin, altijd aan het meehelpen, aan het rommelen.”
Niet in een keurslijf
En dat schaatsen op die Haagse zandbak, dat ging helemaal niet onaardig. “Ik was wel fanatiek, maar ik was niet het grootste talent. Ik kon wel leuk schaatsen en reed alleen langebaan.” Van grootse triomfen droomde hij nog niet, maar hij genoot wel van het schaatsen. En dat veranderde niet toen de familie op een goed moment zo ongeveer ging emigreren. ‘Via vakantiekennissen die deze boerderij te koop hadden zien staan, met grond waar wij wat mee konden’, kwamen ze in het Drentse Eldersloo terecht, zo vertelt hij.
Het betekende ook een verandering van ijsbaan, van ijsclub, van sportcultuur. Hij maakte kennis met oud-marathonschaatser Jan Koning en dat sporten, dat werd lekker losjes benaderd. “We vonden de rest van het leven ook wel leuk, een beetje met vrienden op stap, We zaten niet in het keurslijf van alleen maar sporten. Wij deden alles met hem, we gingen samen trainen en gingen samen bier drinken met ‘m”, vertelt hij breed lachend. “Dat paste ons net mooi, dat losse er een beetje bij.” Maar los of niet, Frank en zijn broer Johan ‘die was ook fanatiek’, begonnen gaandeweg wel flinke resultaten neer te zetten. Tegen de tijd dat hij a-junior was, behoorde hij al tot de besten. “Toen begon ik op de langebaan op NK’s op het podium te rijden.”
Olympische Spelen
En reed je als a-junior op het podium, dan kwam je vanzelf in het vizier van de KNSB en Frank werd gevraagd voor de opleidingsploeg van coach Jan van Veen. Het was het moment dat bij hem de knop grondig om ging. “Toen dacht ik: ik kan echt wel wat, ik kan echt wel wat bereiken in het langebaanschaatsen. Dan ga je daar ook volledig voor.”
Het betekent wel dat hij er een heleboel leuke dingen voor moest opgeven. “Dat is het nadeel, als je dan in Jong oranje of in de opleidingsploeg kwam, dan was er alleen langebaanschaatsen. Fietsen kon niet, skeeleren kon niet, en marathon al helemaal niet” Wat wel kon was krachttraining: “Dingen die fysiek niet bij je passen”, noemt hij het nu. “Je werd wel heel sterk, je stouwde wel wat kilo’s weg. Maar op het ijs kon je niet eens 1 kilo wegdrukken”, zegt hij licht cynisch. “Maar ik heb mooie dingen gedaan hoor”, gaat hij verder.
Het was de tijd dat een nieuwe lichting aan de deur klopt en de oude lichting afscheid neemt. Rintje Ritsma op z’n retour en generatiegenoot Sven Kramer die net aan z’n opmars begon. Het was de gouden tijd van de commerciële ploegen, van veel geld in het schaatsen. Ook Frank belandt in zo’n ploeg. “Ik heb bij VPZ in een commerciële ploeg gezeten. Maar uiteindelijk die laatste stap, echt meedoen voor de worldcup en podiumplekken voor het NK, dat zat er net niet in.”
‘Net niet’, dat was dus ruim onvoldoende voor Frank, die eigenlijk alleen maar voor het maximale ging en zo’n beetje het tegenovergestelde was van een lifestylesporter. “De Olympische Spelen, een gouden plak, dat was mijn doel”, zegt hij eerlijk. Dus werd het tijd om het roer ‘s drastisch om te gooien. De top in Nederland was ook toen al extreem breed, dus om op het internationale podium bezig te kunnen zijn, lonkte het buitenland. “Omdat ik in Nederland op een dood spoor zat en ik het gevoel had dat ik nog een stap kon maken. Die drive had ik toen zeker.” Oostenrijk werd een serieuze optie, maar dat zou een weg van jaren worden. Jaren die de ongeduldige Frank zichzelf niet gunde. Maar toen kwam de mogelijkheid om voor Kazachstan te rijden op zijn weg.
Kazachstan
In zijn periode bij VPZ werkte Frank in de winkel van Bert van der Tuuk. De Almelose ondernemer had als schaatspakkenproducent connecties met schaatsers over de hele wereld. Zo ook met de ambitieuze Kazachstaanse bond. En die hadden hem net benaderd met de vraag of hij Nederlandse subtoppers kenden die eventueel open zouden staan het schaatsen in Kazachstan naar een hoger niveau te krijgen. “Toen stelde hij aan mij voor of ik het wou”, vertelt Frank. “Dus toen kwam Kazachstan om de hoek. Voordeel waren de faciliteiten die ze boden, financieel hadden ze ook wat bieden, zeker als ze gingen investeren. En vooral was het een voordeel dat je met een team op pad ging. En alles kon sneller geregeld worden dan bij Oostenrijk.”
Maar ook het avontuur lonkte. En in avontuur werd Frank ruimschoots voorzien. “Ik dacht: wat kan ik verliezen? Dit is een mooie kans en ik was nog jong. Ik had er ook niet echt goed over nagedacht, Dan moest ik bijvoorbeeld brieven laten vertalen in het Russisch, dat ik afstand van mijn nationaliteit deed.” Het leek Frank allemaal geen probleem. Loopt het anders, dan kun je het toch simpel weer terugdraaien? “Ik dacht van: ja, ik heb Nederlandse ouders, dat komt wel weer goed.”
Zonder zich al te druk te maken om allerlei bureaucratisch gedoe, stortte Frank zich op de missie. “De teampursuit was het uiteindelijke doel”, vertelt hij. “Daar hadden ze rijders voor nodig. “Ik was samen met Dimitri Babenko, die was van het hoogste niveau. Maar het doel was er nog één of twee bij te krijgen en dan kijken of we een medaille konden winnen.”
Die mensen erbij voor de ploegenachtervolging, die kwamen er. Alleen niet uit Kazachstan, zoals aanvankelijk het plan was. Het BAM-team van Jillert Anema dook ineens op in Astana en zo kon het gebeuren dat Jorrit Bergsma, Rob Hadders, Cristijn Groeneveld en Arjan Stroetinga met Frank meestreden om het Kazachstaanse kampioenschap.
Marathon
“Maar de IND kreeg er lucht van”, vertelt Frank geheimzinnig lachend. “Dat kwam doordat Jillert groot in het nieuws kwam. Ik was in eerste instantie de enige, daar maakte niemand zich druk om.” Vanaf dat moment beheerst het Kazachstaanse avontuur van de Nederlandse rijders het nieuws. Frank wist, als enig niet-lid van het team van Jillert Anema, nog enigszins in de luwte te blijven en was klaar om worldcups te gaan rijden. “Ik was alle worldcups mee op pad met het team. Maar op een gegeven moment mocht ik van de ISU het ijs niet meer op, ik mocht niet meer meetrainen.” Want andere landen tekenden protest aan, en de ISU wist zich met de hele situatie eigenlijk ook geen raad. En zo kon het gebeuren dat Frank wel de snelle ijsbanen van Noord Amerika afging, naar Salt Lake City, naar Calgary, maar niet dat snelle ijs op mocht. “Dus ben ik maar een beetje buiten gaan fietsen in Calgary”, zegt hij doodleuk. “Gewoon op de racefiets om een beetje te trainen.”
Maar zonder race, zelfs zonder trainen op het ijs, raakte de rek er uit bij Frank. “Als ik niet mag rijden, heeft het voor mij weinig zin om mee te gaan”, was de gedachte en Frank wilde om nog een beetje in vorm te blijven in Nederland wedstrijden rijden. Maar omdat hij geen Nederlandse licentie meer had, mocht hij geen langebaanwedstrijden rijden op het ijs van zijn thuisijsbaan in Assen. “Toen ben ik noodgedwongen bij de B’s gaan rijden. Ik heb toen een nummer bij Teun Breedijk aangevraagd. En die kreeg ik dan ook nog”, zegt hij en schiet in de lach. “En toen ben ik marathons gaan rijden.” En die marathons, dat ging direct goed, heel goed zelfs. “Van de vijf, won ik er twee of drie bij de b’s. Dat vond ik gelijk leuk. Het was ook mijn ding, want fietswedstrijden kon ik goed, dat vond ik leuk. Het paste ook goed bij m’n fysieke bouw, bij m’n motor, bij wat ik kon zeg maar.”
De weg naar Kazachstan was voor Frank ondanks zijn plezier in de marathon nog steeds niet afgesloten, het doel was het jaar erop de draad weer op te pakken. “Want dan heb ik nergens problemen mee en mag ik alles doen”, was de gedachte bij Frank. Maar vanuit Kazachstan bleef het stil, heel stil. “Na meerdere belletjes en mailtjes van: ‘wat gaat er gebeuren’, gaven ze niet meer thuis vanuit Kazachstan”, zegt hij nog altijd verbaasd. Maar het maakt de keuze voor hem wel makkelijker. Want die lange afstanden rijden in een peloton, dat had toch wat in hem wakker gemaakt. “Toen dacht ik: ik kies eieren voor m’n geld, ik zet er een punt achter en ik zoek iets voor de marathon.”
Het bleek uiteindelijk achteraf een geluk bij een ongeluk. Want intussen dreigde Frank zijn Nederlandse paspoort kwijt te raken. Het liep allemaal met een sisser af, maar dat had zomaar anders kunnen zijn. “Achteraf had ik er niet over nagedacht”, zegt hij nu. “Maar als het allemaal rond was gekomen en ik was van nationaliteit veranderd, dan ben je ook echt asielzoeker. Een vreemdeling in je eigen land. Dan moet je gewoon naar Ter Apel voor een verblijfstatus.”
‘Stik er in’
Maar die marathon, die lonkte. Hij vroeg Jillert Anema, of hij na hun gezamenlijke Kazachstan-avontuur niet bij de BAM-formatie kon aansluiten. “Toen heeft Jillert de vraag bij de jongens neergelegd. Maar die zeiden: “Die Frank, die kan geen marathons rijden, dat is een langebaner.” Zijn overwinningen bij de B’s worden weggezet als ‘geluk’. “Ze namen verder geen contact met mij op en ik niet meer met hun. Ik dacht: stik er in. Uiteindelijk hadden ze eerder op een bepaalde manier wel mijn carrière verziekt. Het heeft in ieder geval niet heel erg geholpen”, zegt Frank, waarbij hij verwijst naar de uit de hand gelopen media-aandacht voor de ploeg van Anema ten tijde van het Kazachstan-avontuur. “Ik vond het daarom wel mooi om juist tegen hen te rijden.”
Hij sloot zich uiteindelijk aan bij het kleine Husqvarna-team van oud-marathonschaatser Yoeri Lissenberg. “Ik moest mezelf inkopen”, zegt hij met een bulderende lach. Maar serieus was het wel degelijk. Vanaf het begin was ik de jongen die de prestaties moest leveren voor het team. Bijna elke kopgroep zat ik wel mee, op hangen en wurgen, dat wel. Dan was ik de laatste van de kopgroep, maar ik zat er altijd wel.”
Hij bleek een fijne neus te hebben voor ontsnappingen, had direct inzicht waar anderen jaren over doen, en wat weer anderen zelfs helemaal nooit kregen. “Ik groeide elke wedstrijd en kreeg ik het spelletje onder de knie. Niemand hoefde mij wat te vertellen, ik had helemaal geen uitleg nodig. Dat zei Yoeri dan ook: ‘Ik heb echt wel 5 jaar nodig gehad, en jij doet het in de eerste wedstrijd gelijk al’. Het was geeneens fysiek, dat ik een wedstrijd kon winnen, maar ik kon het al lezen, waardoor ik in het tweede jaar gelijk een wedstrijd won.”
Één groot feest
Het leek alsof hij ervoor was gemaakt, die marathon. Of misschien was dit wel precies wat hij nodig had na jaren in de overgeorganiseerde langebaanwereld. “Ik vond het heel leuk, daar had ik echt plezier in. In het verleden hebik zoveel dingen gedaan, qua trainingsvormen. De marathon paste me heel erg goed, ik kon zelf doen wat ik wou, ik kon lekker wedstrijden fietsen in de zomer. Ik had bij niemand verplichtingen. Die ploegen die net niet bij de top hoorden, daar was het zo van: ‘In de zomer doe je maar wat je zelf wilt, en in de winter gaan we een weekje met elkaar trainen en dan zien we elkaar elke zaterdagavond. Bij de marathon. Dat paste mij wel. Zeker omdat ik zoveel jaar in een keurslijf heb gezeten, dan is het juist mooi als je die vrijheid hebt. Dan kun je dingen doen die je zelf wil doen. Bij betere teams kom je ook wel weer in een keurslijf terecht. Maar dit was prettig, zeker in de eerste jaren. Dat was één groot feest.
En dat feest, dat vierde Frank gelijk al met goeie uitslagen. Hij vierde het op natuurijs, waar Nederland dat jaar rijkelijk mee werd gezegend. Reed bij de 100 van Earnewald direct in de top 10, liet zich goed zien bij het NK-natuurijs op de Belterwiede. “Toen reed ik echt lang mee, maar had ik alleen net niet de inhoud om in de laatste kopgroep te zitten.” En zijn eerste kennismaking met de Alternatieve Elfstedentocht, vierde hij met een indrukwekkende solo van dik 50 kilometer waarbij hij meters diep in het rood ging. “Deze wil ik sowieso een keer winnen”, was een gedachte die nog tijdens de wedstrijd door zijn hoofd spookte. En al werd hij 25 kilometer voor de streep ingerekend, de toon was gezet, in alle opzichten. “Op natuurijs reed ik gelijk goed. Ik denk dat het mentaliteit is. Conditioneel was het altijd goed. En als je het spelletje een beetje kan lezen. De verfijning, dat podium, dat winnen, je moet groeien daarin. Maar wat je van nature hebt hoef je niet bij te leren, dat scheelt een hoop. Ik vond het ook altijd leuk, natuurijs is ook gewoon mooi om te doen.”
Naar een topteam
Dat het met die mentaliteit van Frank wel goed zat, dat viel op, het zette hem nadrukkelijk op de radar van de topploegen. Zo ook trainer en oud-marathonschaatser Pascal Vergeer, die hem wist in te lijven bij SOS-Kinderdorpen, met absolute toppers als Sjoerd Huisman en Rob Hadders. “Dat was zo geregeld, binnen een half jaar zat ik bij een topteam.”
Bij SOS-Kinderdorpen was het gelijk duidelijk: als je Frank haalt, dan krijg je zijn mentaliteit erbij. “Dan ging ik in de wedstrijd zo diep voor het team, dan was ik er de eerste helft van de week gewoon ziek van. Dan zeiden ze: ‘Frank is er maandag en dinsdag niet bij, dan is ie ziek’. Maar in het weekend was ik wel de steunpilaar van het team. Dan kon ik het zelf nog niet afmaken, maar dan kon ik zelf zoveel voor het team doen.”
Hij vervulde van het begin af aan een sleutelrol in het team dat de Nederlandse natuurijswedstrijden naar de hand zette, met de winst van Rob Hadders in de Hollands-Venetiëtocht en het natuurijsklassement als kers op de taart. Op het ijs van het Friese Earnewald stond hij zelf voor het eerst op het podium bij een natuurijswedstrijd en won eerder zelfs een kunstijswedstrijd op zijn thuisbaan in Assen. En dat smaakte naar meer. Een jaar later kréég hij dat dan eindelijk ook, door de finale van de Grand Prix op het Zweedse Runn-meer te winnen.
Het was een gouden tijd, waar hij nog altijd met veel plezier op terugblikt. “Met Karlo, met Sjoerd, met Rob, met Douwe. Dat team, het is jammer dat het maar twee jaar geweest is. Maar toen ging Douwe naar TVM, Pascal stopte er mee. En Sjoerd was er nog, Rob was er nog het tweede jaar. Geertjan was er ook nog bij en ook Karlo stopte toen. Maar dat was een heel mooi team.”
‘Die Alternatieve, dat is mijn doel’
Met het opstappen van al die toppers kwamen er ook kansen voor Frank als kopman. Met een nieuwe ploegleider, Ron Neyman, met nieuwe rijders als Simon Schouten. “Aan het begin bij Telstar waren Simon en ik kopmannen. Daaromheen waren jonge jongens die een beetje opgeleid moesten worden en ons moesten helpen aan overwinningen. Simon won uiteindelijk bij ons ook wel wedstrijden, maar die is pas goed geworden bij Jillert, twee jaar daarna.” Niettemin won Simon een loodzware Alternatieve Elfstedentocht en werd stond Frank voor het eerst op het podium van ‘zijn’ wedstrijd. “Maar ik moest de overwinningen halen en dat deed ik elk jaar wel: drie overwinningen was het doel. Dat kon één kunstwedstrijd zijn en twee natuurijswedstrijden. Of twee kunst- en één natuurijswedstrijd. Elk jaar had ik wel drie of vier overwinningen.”
In de jaren die erop volgden reed Frank voor verschillende sponsors: Telstar, Primagaz, weer Husqvarna en uiteindelijk Okay Fashion & Jeans. Maar die handvol overwinningen die hij hier en daar meepakte, die waren Frank niet genoeg. “Dan krijg je dat je eigenlijk elke wedstrijd als team wilt kunnen winnen”, legt hij uit. “Uiteindelijk kwamen Crispijn Ariens en Ingmar Berga erbij, en dachten we wel een topploeg te hebben. Maar dat viel dat jaar dat ik erbij was, wat anders uit. Of dat met karakters te maken heeft, weet ik niet. Ron was er uit gestapt, Pascal Vergeer was trainer, Peter de Vries was ploegleider.” Toch won de ploeg dat jaar de Alternatieve Elfstedentocht en werd Frank tweede. “Op natuurijs deden we het altijd goed, op kunstijs kwam het helemaal niet uit de verf.”
Maar Frank, die had natuurlijk al jaren geleden zijn zinnen gezet op die Grote Wedstrijd in Oostenrijk. Die moest en zou een keer door hem gewonnen worden. “Ik was al een keer tweede achter Simon geworden. Bij mij was het altijd: de Alternatieve is mijn doel. Dat was gelijk aan het begin al, vanaf de eerste 200, dat ik die 50 kilometer solo deed.” En dat doel, dat moest en zou hij bereiken. Maar de jaren begonnen te tellen en met elk jaar dat hij ‘m niet won, namen zijn kansen af. “Die ‘150’ in Zweden had ik al twee keer gewonnen. En ook wel 100-kilometer-wedstrijden. Dus het was op een gegeven moment had ik wel een beetje van: ‘Ja, het zal toch niet zo wezen dat je hem nooit wint’.”
AB Vakwerk
Het roer moest dus om, en wel grondig. AB Vakwerk van ploegleider Roy Boeve had grote ambities, wilde de hegemonie van Jillert Anema doorbreken en kon daar een dragende rijder die zijn ploegmaats ook nog scherp kon houden, goed bij gebruiken. “Ik kreeg een knechtenrol en bij bepaalde wedstrijden werd alles op mij gezet. Bij Roy was het zo: ‘Frank doet heel het jaar alles voor jullie, die 200 is voor hem’.” Het was niet eens vooraf zo afgesproken, maar het ontstond gewoon zo. En het eerste jaar bij de ploeg van Boeve was hij er dichtbij. Alweer. Maar dichtbij was niet goed genoeg voor Frank. “Maar het was wel een voorteken.”
Frank besefte dat hij niet alleen het uiterste uit zichzelf moest halen, wilde hij die gedroomde prijs pakken, maar ook de ploeg scherp moest houden. Hij deed dat al van nature, in het verleden, bij eerdere ploegen. “Ik ga dan niet afwegen wat ik dan wel of wat ik dan niet kan zeggen. Ik ben er ook niet trots op, het was niet altijd leuk. Maar het was uit gedrevenheid, dat je zag hoe dingen beter moesten. Dan durfde ik voor of na een wedstrijd wel iemand op z’n plek te zetten. Maar je moet wel het idee hebben dat je er wat mee bereikt. Maar dat heb ik hier binnen het bedrijf ook wel. Het is dan tactisch niet het aller slimst, maar het is wel duidelijk. Het is van: ik wil een wedstrijd winnen. Of ik het nou ben of een teamgenoot, dat maakt me niks uit. Als een teamgenoot dingen fout doet, of anders moet doen, dan spreek ik hem daar op aan, waardoor een andere teamgenoot weer kan winnen. Of ikzelf, dat maakt me niks uit.”
Het feit dat hij zelf nooit, maar dan ook echt nooit de kantjes eraf liep, gaf hem de autoriteit om zijn teamgenoten soms flink aan te pakken. “Dat was wel het verschil, dat je het kon maken. Als je zelf nooit verzaakt… Maar dat is ook wel eens een nadeel geweest, dan ga je iets te diep. Je kan net even een tandje minder, zodat je die zondag niet voor pampus op de bank ligt. Je kan ook een training een keer niet 100 procent geven, maar 95 procent, waardoor je misschien wel meer resultaat haalt omdat je wat frisser bent. Maar dat zit toch in me. Dat merk ik hier op het werk ook al.”
Niet altijd de makkelijkste weg
Want ook in het werk stopte Frank al z’n ambitie. Met z’n broer Johan had hij de kwekerij en het tuincentrum inmiddels van zijn ouders overgenomen en ook daar moest gepresteerd worden, al ging dat er natuurlijk wel anders aan toe dan op de ijsbaan. Maar toch was hier wel een en ander terug te zien van Frank’s aanpak. “Als ik zorg dat ik goed m’n taken uitvoer, dan heb ik het in ieder geval goed gedaan. Dat is ook de basis van sport. Marathon is wel een teamsport, maar niet een volledige teamsport, je hebt ook individuele kanten”, legt hij uit. “In het bedrijf moet je nog meer als team functioneren. Dat vergt toch wel wat meer nuance als in de sport. We volgen niet altijd de makkelijke weg en daardoor wordt het ook wel eens extra moeilijk, met de lange termijn in gedachten. Maar we zien er juist een meerwaarde in dat mensen met plezier hier komen en met enthousiasme weer weggaan.” Intussen deed Frank op de ijsbaan precies hetzelfde: meerwaarde bieden, niet de makkelijkste weg kiezen, door wedstrijden hard te maken, door aan te vallen, door eindeloos op kop werken, door toeschouwers enthousiast te krijgen.
Twee keer de Alternatieve
“Deze is voor jou Frank”, zei Roy Boeve op de ochtend van 30 januari 2019. En een goeie vijf-en-een-half uur later flikte Frank het inderdaad. Hij was voor hem. Eindelijk. Het was een teamprestatie van formaat, waar niemand zich spaarde, waar iedereen zich inspande om die taaie kleine uit Eldersloo nou eindelijk eens aan z’n verdiende zege te helpen. Frank belandt over de streep prompt bovenop een roze wolk. “Die dagen erna, zoals je je dan voelt… Maar het mooiste moment in mijn carrière denk ik. Die euforie van de overwinning, die heb je altijd, maar die bleef nu wel langer hangen als anders.”
Die ene overwinning verzadigde Frank misschien even, maar het smaakte naar meer. Al in en meer dan de jaren ervoor, zette hij alles op alles om geschiedenis te schrijven. Om die Alternatieve voor een tweede keer op rij zijn naam te zetten, als eerste enige rijder ooit. En daarvoor ging hij ver, verder dan wie ook. “De eerste week na het trainingskamp, zeker naarmate ik ouder werd was ik gewoon bijna een week tegen depressief zijn aan, zoals je je voelde. Gewoon door de vermoeidheid. Helemaal leeg.” Want dat heilige doel, die tweede overwinning, die moest worden binnengehaald. Meer dan ooit werkte hij dat seizoen voor het team, en meer dan ooit werkte het team voor hem, toen het er op aankwam. “Een grote beloning voor mij, een grote beloning voor het team”, noemde hij het toen hij nog maar net de streep winnen was gepasseerd.
En ja, die derde keer op rij had van Frank een nóg legendarischer rijder gemaakt dan hij al is, maar door corona mocht het niet zo zijn. Maar ontevreden is hij al met al zeker niet. “Als je kijkt hoeveel podium ik heb op de Alternatieve heb gereden.. Er zijn er niet veel die zoveel podiums hebben gehaald. Twee keer tweede, drie keer derde. Vijf keer podium en twee keer winst. Dus ja, dan ligt het je wel denk ik”, zegt hij met een dikke grijns.
Het ligt hem zeker, maar het was de mentaliteit van nooit opgeven, van altijd leveren wat je wordt gevraagd, die hem er uiteindelijk toe in staat stelde.
En even, heel even leek het er nog op dat Frank het ultieme einde kon krijgen van zijn carrière. Even was daar half februari de opwinding: zou Frank Vreugdenhil toch met een wedstrijd op Nederlands natuurijs zijn prachtige schaatsloopbaan kunnen afsluiten? Het was de kleine krachtpatser uit Eldersloo helaas niet gegeven. Maar de kroon op zijn carrière zette hij toch al twee jaar eerder, met die winst in de Alternatieve Elfstedentocht. En de kroon op rijke en bijzondere loopbaan, die voorzag hij nog even van een gouden randje door een jaar later nog eens de winst te pakken in de meest begeerde koers op buitenlands natuurijs. Het was de beloning van jaren afzien, van hard werken en nooit verzaken. Het was de beloning voor een van de meest geharde schaatsers die het peloton ooit heeft gekend. Het was de beloning die Frank Vreugdenhil toekwam.